Industrie kan schoon worden, maar moet flink verbouwen volgens onderzoek

Door Riemer Siccama
6 min
Het verduurzamen van de Nederlandse industrie is in relatief korte tijd zeker mogelijk, maar dat zal dan wel een behoorlijk andere industrie moeten worden dan de huidige. Dat is de kern van een verkennend onderzoek dat bureau CE Delft heeft gedaan in opdracht van Natuur & Milieu. Minister van Economische Zaken en Klimaat Micky Adriaansens neemt het rapport maandag in ontvangst in Den Haag.

In de industrie van morgen, of eigenlijk van het jaar 2037, is wat de opstellers van het rapport betreft geen plaats meer voor fossiele grond- en brandstoffen. Nederland heeft tegen die tijd namelijk geen 'koolstofbudget' meer over. Met die term wordt de totale uitstoot broeikasgassen bedoeld die een land zich nog kan veroorloven zonder de internationale klimaatdoelen onmogelijk te maken.

"De focus verschuift van fossiele energie-intensieve industrie naar een nieuwe industrie, die doet waar we in Nederland goed in zijn en die schoon kan produceren", vat Natuur & Milieu het duurzame toekomstbeeld samen.

Fossielvrij

De onderzoekers schrijven dat een groot deel van de industrie "zal kunnen blijven bestaan in haar huidige vorm", mits de installaties worden omgebouwd zodat het proces fossielvrij wordt. Een schone industrie moet vooral heel veel energie besparen en waar mogelijk elektrificeren, vinden ze.

Wil de industrie echt schoon worden, dan moeten bedrijven hun energie halen uit schone bronnen als stroom uit wind en zon. Verder zien de onderzoekers een belangrijke rol voor grondstoffen die door recycling opnieuw worden gebruikt en voor groene waterstof. Dat is waterstof die is gemaakt met behulp van duurzame elektriciteit. Dit kan een vervanger zijn voor aardgas. In tegenstelling tot die fossiele brandstof veroorzaakt het gebruik van waterstof geen CO2-uitstoot.

Inzetten op hoogwaardige productie

Wat de onderzoekers betreft is het verstandig om vooral in te zetten op "hoogwaardige productie". De meer vervuilende productie van halffabricaten, zoals ruwijzer of aluminium, zou weleens te duur kunnen worden. Andere landen zijn beter voorgesorteerd om goedkoop veel duurzame stroom te produceren die nodig is voor de basisindustrie. "Het is dan economisch voordeliger om halffabricaten te importeren."

Een voorbeeld is de kunstmestindustrie. De ammoniak die nodig is voor de productie van kunstmest, kan dan bijvoorbeeld worden geïmporteerd en hier worden verwerkt tot kunstmest. Voor de staalindustrie zien de onderzoekers voor zich dat die stopt met het maken van ruwijzer, maar wel staalproducten blijft maken. "Daarmee zou er in de Nederlandse economie vooral plek zijn voor sectoren die veel toegevoegde waarde leveren aan de economie per gebruikte eenheid energie."

Door: ANP